Skip to main content

“Als je alle voors en tegens op een rijtje zet, zal je al snel concluderen dat je maar beter een leuke baan kunt hebben dan dat je elke dag met de pest in je lijf aan het werk gaat”, aldus universitair hoofddocent Arbeids- en organisatiepsychologie Toon Taris. Klinkt logisch. Maar op basis van een foto van kip-filerende Chinesen geeft Taris aan dat leuk werk niet van alle tijden is, nee zelfs niet voor veel werknemers in de wereld van tegenwoordig: “Productiviteit en happiness gaan vooral in het Westen hand in hand, en dat is niet iets om tevreden over te zijn.”Als je alle voors en tegens op een rijtje zet, zal je al snel concluderen dat je maar beter een leuke baan kunt hebben dan dat je elke dag met de pest in je lijf aan het werk gaat.

[ja, dûh, heb je daar nou zo lang voor doorgeleerd?]

Nee wacht, laat me even uitleggen. De manier waarop werknemers hun werk ervaren is pas sinds het midden van de vorige eeuw een belangrijk onderwerp in de arbeids- en organisatiepsychologie. Vóór die tijd gold dat werk nu eenmaal niet leuk was en dat ook niet hoefde te zijn. Je kent natuurlijk spreekwoorden als werk komt vóór het plezier, want wie niet werkt zal ook niet eten. Je moet werken zolang het dag is, want als de ragebol rust dan werkt de spin. En de bijbel-vasten onder ons lazen in Genesis 3:19 dat zij in het zweet hunner aanschijns brood zouden eten, totdat zij tot de aarde zouden wederkeren. Werken doe je omdat het moet, en het moet totdat je dood gaat. Anno 2017 is dat toch een wat moeilijk verhaal waarmee je als chief executive officer je werknemers niet snel zult motiveren om nog nét even dat stapje extra te zetten, maar destijds lag dat anders.

…Werken doe je omdat het moet, en het moet totdat je dood gaat…

[dit wordt toch niet weer zo’n college van jou, hè?]

Nee. Ga zitten en luister! Tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw vierde het Taylorisme hoogtij. Frederick W. Taylor, een Amerikaans werktuigbouwkundig ingenieur, ontwikkelde de scientific management-benadering. De uitgangspunten daarbij waren dat arbeiders lui en dom waren; ze wilden zich niet inspannen voor hun werkgever en gebruikten bovendien suboptimale methoden om hun werk uit te voeren. Daardoor lag hun arbeidsproductiviteit veel lager dan mogelijk zou zijn.

Om die productiviteit te verbeteren moest volgens Taylor het productieproces uiteengerafeld en gerationaliseerd worden. Hij verrichtte daartoe een groot aantal time-and-motion studies: onderzoek naar de efficiëntste manier om bepaalde taken uit te voeren (Welke bewegingen zijn noodzakelijk, en welke kunnen geëlimineerd worden? Welke schep is het meest geschikt voor déze specifieke werkzaamheden? Hoe knoop je je shirt het snelste dicht: van onder naar boven, of omgekeerd?). Arbeiders waren zich daarvan niet bewust. Immers, zo liet Taylor ooit een commissie van het Amerikaanse congres weten, “… het bewerken van ruw metaal is zó ingewikkeld dat iemand die het werk lichamelijk aankan en stom genoeg is om dit vak te kiezen, maar zelden in staat is om deze kennis te bevatten” (Montgomery, 1989, p. 251: vertaling TT).

Een en ander leidde tot een vérgaande arbeidsdeling, waarbij arbeiders uitsluitend uitvoerende taken op zich mochten nemen die bovendien zoveel mogelijk werden vereenvoudigd en opgesplitst. Arbeiders kregen zo weinig mogelijk deeltaken toegewezen, wat resulteerde in korte cyclustijden van soms minder dan een halve minuut — en dat de hele dag lang, stel je voor! Luiheid en gebrek aan arbeidsmotivatie werden aangepakt door werknemers te betalen naar hun productiviteit (stukloon), alsmede door een strenge arbeidsdiscipline; maar wat aanlummelen kwam arbeiders te staan op een reprimande van de opzichter, met ontslag als uiterste consequentie.

…maar wat aanlummelen kwam arbeiders te staan op een reprimande van de opzichter, met ontslag als uiterste consequentie…

[zo gaat het bij ons op school eigenlijk ook. klinkt gezellig zeg!]

Niet echt, nee. In deze opvatting zijn arbeiders niets anders dan radertjes in een op hoge snelheid lopende machine, is een concept als kwaliteit van de arbeid overbodig en komen begrippen als plezier in je werk en bevlogenheid zelfs wat decadent over. Maar in het midden van de jaren ’30 veranderde dat. De Tayloristische manier om arbeid te organiseren werd in 1936 geparodieerd in Charlie Chaplins Modern Times, en de opkomende humaniseringsbeweging vestigde er de aandacht op dat de volgens Tayloristische principes opgesplitste en vereenvoudigde taken weliswaar efficiënt uitgevoerd konden worden, maar dat ze er ook voor zorgden dat arbeiders zich verveelden, ongemotiveerd waren en vatbaar werden voor “communistische retoriek”.

De humaniseringsbeweging pleitte er daarom voor dat de taken van arbeiders uitgebreid moesten worden en niet alleen uitvoerende, maar ook controlerende en planningsaspecten zouden moeten bevatten. Door actieve betrokkenheid bij het arbeidsproces zouden verloop en absenteïsme dalen, zouden werknemers zich ontplooien in hun werk, en zouden hun tevredenheid en motivatie stijgen. Dat laatste zou zich dan weer vertalen in een hogere productiviteit.

Hard werken omdat je plezier hebt in je werk — wat een radicaal idee!

bron: Scientias

Re-employ gerelateerde diensten: